De aangifte



Ik lig met mijn rug tegen de muur gevouwen, mijn armen doen pijn, in mijn hoofd drijven flarden mist. Waar ben ik?
            Mijn ogen draaien in hun kassen en ik voel een stekende pijn achter in mijn kop en een brandend gevoel tussen mijn billen. Vóór mij een tafel, stoelen met zwart nepleder, antracietkleurige vloerbedekking, een systeemplafond met tl-balken. Een plastic beker ligt op de grond en de inhoud ervan heeft een grote donkere vlek in het tapijt veroorzaakt. Rechts van mij voel ik de aanwezigheid van een mens. Als ik na enige aarzeling kijk, schiet mijn hartslag omhoog. Een witte blouse met vier strepen op het epaulet. Een agent. Bewegingloos. In zijn nek snijdt het koord van een koptelefoontje diep in de huid van zijn hals. Zijn oogleden bewegen niet, daarboven een verbaasde rimpel, zijn haren zijn geverfd en de inhammen op zijn hoofd zijn diep. Hij is klein van stuk, maar atletisch gebouwd en moet een jaar of veertig zijn.
            De deur gaat open. De man in de opening kijkt mij met grote ogen aan en roept om assistentie. Dan stormen hij, nog een man en een vrouw naar binnen, waardoor de vitrage in het raam ernaast opwaait. Ze dragen dezelfde soort blouses als de agent die naast mij ligt. De vrouw en één van de mannen knielen bij mij neer.
            ‘Gaat het?’ Zijn stem klinkt invoelend en rustig, gezien de omstandigheden.
            Ik knik.
            ‘Hoe heet je?’
            Mijn ogen knijpen samen als ik mijn naam probeer te herinneren. Er komen een paar dingen naar boven. Ik ben vlogger, heb tienduizenden volgers, maar gek genoeg schiet mijn eigen naam mij pas als laatste te binnen. ‘Ik ben Lisa.’
            Zij vraagt of ik nog op kan staan. Ik schud mijn hoofd. Ze sluit haar handen om mijn armen en ik voel hoe ik langzaam omhoog word getild.
            Ik strompel, terwijl ze mijn arm over haar nek geslagen heeft, naar de gang. Ik zie nog net hoe één van de twee mannen de draden van de hals van de agent afwikkelt en ik vraag mij ineens af of dat niet mijn oortjes zijn.
            De ander stopt, met zijn in rubberen handschoentjes gestoken handen, mijn tas, videocamera en telefoon van de tafel, in een plastic zak.

De nieuwe kamer lijkt sterk op de vorige kamer, alleen is de inrichting kariger. Geen ramen, geen foto’s van politie in blauw-gele uniformen in het nachtelijk Amsterdam aan de muur. Wel hetzelfde tl-licht en de antracietgrijze vloer.
            Ze heeft mij op een stoel gezet aan een spreektafel. Ik heb sindsdien niemand meer gezien en zit hier al een tijd.
            Wat doe ik hier? Ik wrijf met de toppen van mijn vingers over mijn voorhoofd en masseer mijn slapen. Avocado’s. Een vlog. Lisa. YouTube. Ik ben Lisa en maak maatschappelijk betrokken vlogs die door tienduizenden mensen op internet worden bekeken, over palmolievrije shampoo, vegetarische leverworst en de biologische katoenen truien en broeken in mijn kledingkast.
            Langzaam komt alles terug.

Ik sta op de Albert Cuypmarkt met twee avocado’s in mijn hand. De camera op mijn gezicht en op de groentekraam erachter gericht, ik vertel dat ze overrijp zijn, dat de supermarkt ze daarom niet meer wil in- en verkopen, maar dat je er nog prima heerlijke guacamole van kan maken. De koopman vraagt of hij ze in een plastic tasje moet doen of dat ik ze liever bij de andere spullen in mijn geitenwollen-natuurwinkel-tas doe. Ik lach, en dan gebeurt het. De hand op de heup van het mooie meisje naast mij, van een onbekende man tussen de mensenmassa, zijn vingers glijden omlaag richting haar kruis, ze verstijft, haar bevroren blik gericht op mij en ik gil. In een reflex spring ik zijn richting uit, grijp hem bij zijn shirt, maar ik heb mijn videocamera vast waardoor de smeerlap uit mijn handen glipt en ergens achter de kramen uit mijn zicht verdwijnt.

De deur zwaait open, eindelijk. Twee mannen, ik herken ze niet, maar ze stellen zich voor als Peter en Klaas, rechercheurs. Beiden moeten eind dertig, begin veertig zijn, Klaas met peper- en zoutkleurig haar en een vriendelijke blik, Peter met staalblauwe ogen en een verticale fronsrimpel die vanuit zijn neus omhoog snijdt.
            ‘Kan ik iets te drinken voor je halen, Lisa? Koffie, thee, water?’
            Een glas water is het enige wat ik wil en als Klaas terugkeert, en beide mannen in hun plastic bekers koffie roeren, vraagt hij hoe het met mij gaat.
            Ik zeg dat ik naar de omstandigheden wel oké ben. Hij slaat zijn armen over elkaar, leunt achterover, vertelt dat hij geen identiteitskaart in mijn tas kon vinden, stelt een aantal vragen en ik vertel hem dat ik in De Pijp woon, tweeëndertig ben, ongehuwd, niet samenwonend, en van beroep vlogger of influencer ben, net zoals je het wilt noemen. Als Klaas alles heeft genoteerd, leunt hij voorover en vraagt:   
            ‘Kun je mij in godsnaam vertellen wat er in die andere kamer gebeurd is?’
            Ik schud mijn hoofd, ik wil het niet vertellen, ik weet het ook niet meer, althans niet precies, behalve dan dat het vies en smerig was.
            Peter leunt voorover en kijkt mij scherp aan. ‘Wil je misschien ook weten hoe het met onze collega is?’
            ‘Natuurlijk.’
            ‘Nou, maak je vooral niet te ongerust, hij overleeft het wel.’
            De spottende ondertoon is mij niet ontgaan. Ik zucht opgelucht en ineens weet ik weer wat er is gebeurd.

Ik sla de draden van mijn koptelefoontje om zijn nek, trek ze aan, net zo lang tot hij wankelt, het bloed niet meer via zijn halsslagaders bij zijn hersenen kan komen en hij neerstort. Mijn laatste krachten vloeien uit mijn lichaam en ik glijd naast hem op de vloer.

            ‘Lisa, kun je mij vertellen wat er gebeurd is?’
            ‘Is dit een verhoor?’
            ‘Ja. In de tijd dat jij hier zat hebben collega’s sporenonderzoek gedaan in de andere kamer. Er is met een hulpofficier gesproken en we houden je vast omdat je wordt verdacht van poging tot doodslag op een agent.’
            Ik voel hoe mijn hart een slag overslaat. ‘Betekent dat …’
            ‘Dat je verdachte bent van een ernstig misdrijf,’ onderbreekt Peter mij. ‘Je gaat pas naar huis, als je hebt verteld wat daar gebeurd is.’ Hij slaat een notitieblok open en kijkt mij verwachtingsvol aan.
            Mijn schouders zakken onder hun intimiderende priemende blikken. Ik neem een slok van het water dat eerst nog zo vriendelijk voor mij werd gehaald. Als ik het bekertje terugzet, zie ik de beelden ineens helder op mijn netvlies.

De atletische agent in de andere kamer staat voor mij, grijpt mij bij mijn borsten. Zijn hand naar mijn kruis, de vinger. Plots voel ik een schrijnend gevoel tussen mijn billen. Ik wil hem weg hebben daar, voel mij smerig en beschaamd.

            ‘Hij heeft me verkracht.’ De woorden komen nauwelijks hoorbaar over mijn lippen.
            Er ontsnapt een kort, verbaasd zuchtje aan Klaas, hij zet zijn bekertje voorzichtig op tafel en kijkt mij moeilijk aan.
            Peter knijpt zijn ogen samen. ‘Wie? Jan?’
            ‘Ja. Hij drong met zijn vinger bij mij naar binnen.’
            Hij stoot een kort lachje van ongeloof uit. ‘Weet je dat wel zeker?’

            ‘Goed Lisa, laten we bij het begin beginnen.’ Peter probeert een vriendelijke toon aan te slaan, maar hij komt op mij allerminst empathisch over. ‘We kwamen hier voor de mishandeling van een agent. En nu … komt dit erbij. Waarom was je hier op het bureau?’
            De avocado’s. Mijn huis aan de Ferdinand Bol, de trap naar de tweede etage, ik probeer de dingen op een rijtje te krijgen. Denkend aan de slapeloze nacht, met de repeterende droom van het meisje op de markt en de vingers die brutaal van haar heup naar haar kruis afglijden, alsof ze publiek bezit is.
            ‘Gisteren zag ik hoe een meisje werd aangerand. Vanochtend na het ontbijt douchte ik. Daarna ben ik naar de winkel gegaan en heb onder andere dit jurkje gekocht.’
            Peter kijkt ongegeneerd langs de tafel, van mijn rode hakken naar het korte flanel, dat nipt over mijn heup valt, waardoor het kanten slipje eronder net niet is te zien. Hij knikt als hij zijn ogen weer op mijn gezicht heeft gericht.
            ‘Daarna heb ik een video gemaakt van hoe ik velvet foundation aanbracht op mijn gezicht, schaduwen en vlekjes met concealer wegwerkte, mijn wimperhaartjes krulde, en matte oogschaduw en lippenstift met een primer opbracht.’

Ik kijk naar mijn gladde ranke benen boven de rode hakken in de spiegel, weeg mijn borsten in mijn handen, strijk mijn lange blonde haar achter mijn oren en voel, dankzij de blik van mijn eigen spiegelbeeld, een kriebel van vlinders in mijn buik.

            ‘Ik heb mijn volgers verteld dat ik een nieuwe vlog ging maken over hoe ingewikkeld het is om als sexy geklede vrouw over straat te gaan. Ik stak de groothoeklens van mijn videocamera door de rits van mijn tas en zorgde ervoor dat ik kon in- en uitzoomen en ‘m aan en uit kon zetten met de app op mijn telefoon.’
            ‘Oké. Nobel van je.’ Klaas schrijft ondertussen driftig in zijn opschrijfboekje. ‘Je bent van huis gegaan, en toen?’
            ‘Heb ik eigenlijk recht op een advocaat?’
            Klaas kijkt van mij naar Peter, die geërgerd een wenkbrauw optrekt.
            Na enig nadenken zegt hij: ‘Je bent verdachte, dus ja, daar heb je recht op.’
            Ik hoor de tegenzin in zijn stem.
            ‘Dan wil ik mij graag laten bijstaan.’
            ‘Ik zal dat zo voor je regelen,’ zegt Klaas.
            ‘Maar we drinken eerst onze koffie even op. Kun je ondertussen nog wat meer vertellen? Waarom je hier bijvoorbeeld naartoe kwam?’
            Het zou een warrig verhaal worden als ik hen alles zou vertellen.

Mijn benedenbuurman kleedt mij met zijn ogen uit als ik de voordeur uitloop. Een bouwvakker met de zak cement op zijn schouder kijkt mij aan met een geile blik. Een willekeurige voorbijganger vraagt of ik een keer voor hem wil poseren en ik krijg een hé-schoonheid-waar-zijn-we-op-weg-naartoe-opmerking naar mijn hoofd geslingerd. Verderop hangt een groepje joelende jongens op een kleed in het Sarphatipark. Eén maakt zich los van hen en komt onder aanmoediging van de groep achter mij aan en woelt met zijn handen door mijn haar. De snelkookpan van rode pumps, een rood uitgesneden jurkje en blond haar, verleidt het testosteron van een zakenman met een koffer in zijn hand tot een smerige opmerking aan mijn adres. Iedereen kijkt weg als er naar een vrouw wordt gesist, het wordt gedoogd dat een dader tegen haar aanschurkt, alsof het er nu eenmaal bij hoort.

           
‘Ik wilde hier helemaal niet naartoe. Net na het Sarphatipark, bij het spoor, werd ik nagefloten. Ik negeerde hem.’
            ‘Ik heb weleens gehoord dat vrouwen het niet fijn vinden als er naar hen gefloten wordt.’ Peter kijkt mij met samengeknepen ogen aan. ‘Maar dat ze zich ook onzeker voelen als er niét naar hen gefloten wordt.’
            ‘Dat weet ik niet, daar heb ik geen ervaring mee.’ Verder negeer ik de opmerking. ‘Hij kwam mij achterna, ik ben met hem in mijn kielzog hiernaartoe gelopen, omdat ik bang was en aangifte van stalking wilde doen.’
            ‘Je vertelde ons over een vervelende ervaring gisteren op de Albert Cuyp, vanochtend besluit je om je heel mooi op te maken en je meest sexy jurkje aan te trekken.’ Peter trommelt met zijn vingers op de tafel. ‘Daarna word je gestalkt bij het spoor en als je op het politiebureau bent, wordt een agent beschuldigd van verkrachting. Kan het zijn dat de confronterende ervaring van gisteren een verwarrend effect op jouw geest heeft gehad?’
            ‘Natuurlijk heeft het dat. Maar niet zoals jij het zegt. Ik ben niet gek.’ Ik moet hem verbaasd hebben aangekeken. ‘Wat bedoel je hier eigenlijk mee?’
            ‘Niets, ik vroeg het mij alleen af in verband met dat vloggen, documentairemakers hebben ook altijd al een uitkomst voor ogen, die van tevoren vaststaat, en met dat vloggen is dat misschien niet anders. Kan het zijn dat je, om iets interessants te maken, de dingen naar je hand hebt gezet? De werkelijkheid iets verdraaid hebt om het resultaat mooier en schokkender te maken dan het is?’
            ‘Je gelooft mij niet?’
            Ik kijk gespannen van Peter naar Klaas, voor zover ik kan inschatten, de redelijkste van de twee.
            Hij kijkt mij aarzelend aan. ‘In de andere kamer troffen we geen sporen aan van een verkrachting. Wel een draad die onmiskenbaar om de nek van een collega gezeten heeft.’
            ‘Weet je wat de maximale straf voor poging tot doodslag is?’ Peter stelt de vraag uit het niets en kijkt mij ondertussen scherp aan.
            Terwijl ik denk in maanden, misschien wel jaren en of de poging op een agent nóg zwaarder weegt, houdt hij mij nauwlettend in de gaten.
            ‘Tien jaar.’
            Hij zegt het en ik ervaar een drukkend gevoel op mijn borst, alsof ik geen adem meer krijg.
            Peter fronst zijn wenkbrauwen, observeert mij alsof hij mij maar een vreemd persoon vindt.
            In feite ben ik dat ook. Ik heb mij voor deze situatie gekleed in spullen die ik anders nooit zou aantrekken, mijn gezicht opgemaakt zoals ik dat nog nooit eerder in mijn leven heb gedaan, laat staan dat ik ooit een zwart kanten slip met roesjes droeg. Ik heb veel over voor mijn volgers.
            ‘Ik ken Jan nu alweer …’ Klaas kijkt met zijn ogen naar boven en telt op zijn vingers, ‘… veertien jaar.’ Hij laat een stilte vallen die in de ruimte blijft hangen. ‘Hij zat hier al toen ik instroomde van de politieacademie. Het is voor het eerst dat ik iets negatiefs over hem hoor, voor zover ik weet zijn er nooit eerder klachten over hem geweest.’
            ‘Hashtag MeToo kwam ook pas van de grond toen een filmproducent al jaren honderden vrouwen had aangerand en onder druk zette om seks met hem te hebben.’
            ‘Daar heb je gelijk in. Maar die situatie was toch wel anders. Die gast was een geile kerel die met zijn macht vrouwen dwong om dat soort dingen te doen.’
            Ik moet Klaas een tijdje verward hebben aangestaard als ik tenslotte zeg: ‘Ik zat in een kamer met een geile politieagent.’
            ‘Die vrouwen werden gedwongen omdat ze een baan wilden. Jij ...’
            ‘Ik droeg een uitdagend jurkje en heb er daarom zelf om gevraagd, wil je dat zeggen?’
            Hij zucht. ‘Nee natuurlijk niet.
            ‘Maar als je je zo kleedt, vraag je wel om aandacht, zo zijn kerels.’ Peter legt zijn pen voor zich op tafel neer.
            ‘Niet alle mannen.’
            ‘Nee?’
            ‘Er zijn er ook die het voor vrouwen opnemen en dat zou jij als handhaver van de wet ook moeten doen.’
            ‘Ik wil dat je je goed realiseert dat Jan volgende maand promoveert tot brigadier. Je insinuaties kunnen ernstige consequenties hebben voor zijn carrière.’ Hij kijkt mij aan en ik knik dat ik hem begrijp.
            Ineens voel ik de rechtvaardigheid opborrelen die mij zo kenmerkt. ‘Dat interesseert mij eigenlijk niets.’ Ik hoor het mezelf zeggen.
            Peter slaat ineens zijn vuist met een harde klap op tafel en springt op. Hij is knalrood en schreeuwt dat het hém wel uitmaakt. ‘We gaan die onzin die je verkondigt niet in ons verhoorverslag zetten, jongedame. Jan heeft een vrouw en drie kinderen.’
            Klaas maant hem tot kalmte en als Peter weer zit, zegt hij: ‘Luister juffrouw, wij gaan een goede collega niet naar de klote helpen. Je vertelt waarom je die draden om zijn nek sloeg en als je niets weet te verzinnen, dan schrijven wij wel iets voor je op papier.’
            Ik schud mijn hoofd. Ik zou hen alles kunnen vertellen.

Ik ren hier op mijn veel te hoge hakken naar binnen en meld mij hijgend bij de balie, vraag me af of ik sowieso aangifte kan doen van stalking en neem plaats in één van de plastic kuipstoeltjes. De afgetrainde agent, die Jan heet, komt mij halen, houdt de deur van de kamer hiernaast open, sluit ‘m zorgvuldig achter zich en gaat tegenover mij zitten. Hij hoort aandachtig mijn verhaal aan en zegt dat het goed is dat ik naar hen ben toegekomen, maar dat hij zich ook afvraagt of er wel voldoende bewijs is. Ik vertel hem over de camera in mijn tas waarmee ik alles heb opgenomen.
            ‘Neem je nu ook alles nog op?’
            Ik knik.
            Hij pakt mijn tas van tafel, zet mijn camera uit, omdat hij niet opgenomen wil worden. Daarna gaat hij met zijn kont op de tafel, heel dicht naast mij zitten en legt zijn hand op mijn schouder. Hij vindt dat ik me niet druk moet maken, dat het misschien een freak was die mij achtervolgde en ik hem waarschijnlijk nooit meer tegenkom.
            Verbaasd sta ik toe hoe hij de telefoon uit mijn handen rukt, mij naar zich toe trekt en ik bevries waardoor ik mij in eerste instantie niet verzet. Ik voel hoe zijn lippen de mijne raken, zijn tong bij mij naar binnen dringt en zich wild een weg door mijn mond baant. Ik duw hem van mij af, verafschuw hem, maar merk dat hoe harder ik tegenstribbel, hoe sterker zijn grip wordt, waarna hij mij tegen de muur duwt, zijn hand op mijn mond drukt, mij bij mijn kruis grijpt en met zijn andere hand mijn slipje in glijdt.
            Hij doet een stap achteruit, kijkt mij verbaasd aan, alsof hij zich ineens met een schok realiseert waarmee hij bezig is, waardoor ik denk dat ik van hem af ben, en meen dat hij zijn geilheid de baas is, ik mijn slip goed doe, mijn jurk schik, hij mij ineens opnieuw aanvalt en met zijn vinger bij mij naar binnendringt. Opnieuw duw ik hem van mij af, maar hij wijkt niet, doet mij ondertussen ontzettende pijn. In een opwelling sla ik de draad van mijn oortjes om zijn nek en trek net zo hard tot hij geen lucht meer krijgt en zijn grip verslapt.

           
‘Nee. Ik vertel alleen wat er is gebeurd als jullie een advocaat voor mij bellen. Ik heb niet het idee dat jullie mijn verhaal geloven.’
            ‘Het is niet een kwestie van geloven. Het is meer de vraag of het te bewijzen is.’ Klaas’ woorden klinken zalvend na de lange stilte.
            Ik kijk hem aan, probeer zijn gedachten te doorgronden. Wil hij mij niet geloven, is hij zo dom, is dit het onbegrensde vertrouwen in een collega of word ik de dupe van een zwijgcultuur?   ‘Deze rode vlekken op mijn armen heb ik niet zelf veroorzaakt.’ Ik wijs links en rechts naar de pijnlijke afdrukken van vingers die langzaam uitvloeien over mijn huid. Klaas en Peter kijken mij stoïcijns aan en slaan bijna synchroon hun armen over elkaar. ‘En als ik het wel zou kunnen bewijzen, zou je dat dan gebruiken tegen je collega?’
            ‘Weet je, Lisa,’ zegt Peter, terwijl hij mij smerig aankijkt, ‘het vervelende is dat je het niet kúnt bewijzen. Daarentegen zat er wel een snoertje om de nek van onze collega. Dat heeft hij er niet zelf omheen gewikkeld en aangetrokken totdat hij omviel, toch?’
            Mijn gevoel voor rechtvaardigheid borrelt weer op. ‘Schrijf maar op wat je wilt. Ik zet mijn handtekening er niet onder als jullie niet mijn deel van het verhaal erin opnemen. Niet zonder een advocaat althans.’ De zinnen zijn eruit voordat ik er erg in heb.
            Peter kijkt Klaas veelzeggend aan en ik zie hoe die knikt. Ze schuiven hun stoel bijna tegelijkertijd over het tapijt naar achteren.
            ‘Vervelend kutwijf,’ hoor ik Peter mompelen. Hij zet zijn handen op tafel en kijkt mij strak aan. ‘Al had je het bewijs, dan vrat ik het op en kotste het daarna weer uit.’
            ‘Kom,’ maant Klaas hem. Dan kijkt hij mij aan en zegt: ‘Wij lopen even naar de gang en regelen een advocaat voor je.’

            ‘Goed, Lisa.’ De twee rechercheurs zijn weer tegenover mij gaan zitten en kijken me indringend aan.
            ‘Mag ik zo even naar het toilet? Mijn blaas …’
            ‘Ja, zo meteen,’ onderbreekt Peter me.
            Ik heb geen horloge om, maar vermoed dat er inmiddels alweer een uur is verstreken. Ik voel een gespannen vermoeidheid over mij heen komen, ruik m’n eigen zweet en mijn maag begint te grommen.
            ‘Waar waren we gebleven?’ Klaas kijkt mij vriendelijk aan, maar ik wantrouw die blik.
            ‘Dat jullie een advocaat voor mij gingen bellen die mij kan bijstaan.’
            ‘O ja, dat was het. Goed, nou, dat hebben we dus niet gedaan.’
            Ik kijk hen beurtelings verbijsterd aan.
            ‘Nee. We hebben Jan op de gang gesproken en hij heeft ons precies verteld wat er is gebeurd, dat je nogal hyper was door die achtervolging, en dat jij meende dat hij je niet serieus nam tijdens het gesprek dat jullie met elkaar voerden. Jan vertelde dat jullie opstonden en hij je geadviseerd heeft om geen aangifte van stalking te doen, omdat die aangiften allemaal in een diepe bureaulade zouden verdwijnen. Daar heeft hij spijt van. Het is niet de bedoeling om iemand van de gedachte af te helpen om aangifte te doen.’
            ‘Hij liegt.’
            ‘Pardon, heeft hij dat niet geadviseerd?’
            ‘Jawel, maar hij vertelt niet het hele verhaal.’
            ‘Ik was nog niet klaar. Hij zegt dat jullie naar de deur liepen, jij woedend werd omdat hij de stalking negeerde, je vervolgens een draad om zijn nek sloeg en aantrok waardoor je hem bijna van zijn leven hebt beroofd.’
            Ik weet niet wat ik moet zeggen en merk dat ik ademloos luister naar deze leugens.
            ‘Weet je, Lisa, het gaat goed met Jan, die paar striemen, daar ziet niemand over een paar weken meer wat van. Het zou goed zijn de zaak te laten rusten. Jan is bereid om dit te vergeten, geen aangifte te doen van mishandeling, en als wij niets opschrijven en tegen de hulpofficier zeggen dat het allemaal een misverstand is, komt er ook niets bij het Openbaar Ministerie terecht en ben je vrij om te gaan.’
            ‘Je bedoelt dat we nu aan het uitruilen zijn? Dat de mishandeling van een agent niet in de papieren komt, maar de verkrachting door een agent ook niet onderzocht wordt?’
            ‘Als je het zo wilt duiden, ja.’ Peter haalt zijn schouders op. ‘Het is een deal die we je aanbieden. Laten we zeggen dat het is om ons allebei tijd te besparen.’

Ik heb hen een tijdje zwijgend aangekeken.
            ‘Bijzonder,’ zeg ik tenslotte, ‘want jullie agent is een klootzak eerste klas.’ Ik trek de pruik van mijn hoofd, leg de bos blonde haren voor mij op tafel neer en zie hoe twee monden voor mij openvallen. ‘Jan was, zelfs toen hij had gevoeld dat ik geen vrouw was, niet meer te houden. Hij deinsde even terug en ik dacht dat hij zijn testosteron overwonnen had, maar toen besprong hij mij, klemde mijn bovenarmen vast, drukte zijn hand op mijn mond en drong vervolgens met zijn vinger, daar beneden bij mij naar binnen. Geobsedeerd door een kut en tieten.’ Ik trek de bh met de twee huidkleurige gelstukken onder mijn jurkje vandaan en leg het gevulde zwarte kant vóór hen op tafel.
            Klaas’ hoofd gaat naar Peter, alsof hij van hem een reactie verwacht en als die niet komt, is het enige wat hij weet te zeggen: ‘Je bent helemaal geen vrouw.’
            Daarna nemen ze mij zorgvuldig op, vanaf mijn middel tot aan mijn korte haar, alsof ze op zoek zijn naar een laatste spoor van vrouwelijkheid. Ze zeggen niets, hebben vast meer gekke dingen meegemaakt in deze ruimte, maar door de moeilijke oogopslag van Peter verbeeld ik mij dat hij walgt van zijn eerder verlekkerde blik op mijn benen.
            Of ik het wel of niet kan bewijzen doet er niet toe, het gaat om de waarheid en rechtvaardigheid. Ik voel dat hun weerstand is gebroken en dat ik voor het eerst de touwtjes in handen heb. ‘Jullie brengen mij een advocaat en we schrijven precies op zoals het is gegaan, van de verkrachting tot aan de draden om de nek van jullie collega, niets meer en niets minder.’

Ze zuchten, steunen en mopperen over de zinloosheid ervan, het bewijsgebrek en hoe tijdrovend dit allemaal wordt.
            Ik denk aan Peters eerdere woorden.

Al had je het bewijs, dan vrat ik het op en kotste het daarna weer uit.

En ineens schiet mij iets te binnen. Vlak nadat Jan naast mij op de tafel kwam zitten, gebeurde er iets.
            Denk na Lisa. Denk na!

Hij trekt de telefoon uit mijn handen.

Waarom hield ik die zo stevig vast? Plotseling weet ik het weer.
            ‘Misschien hebben jullie gelijk.’ Ik zeg het uit het niets, omdat ik hier weg wil, naar huis, naar mijn appartement op de tweede etage en naar mijn computer met het vertrouwde Movie Maker. Ik wil beelden knippen, plakken, inspreken en alles wat ik vandaag heb meegemaakt, delen met mijn volgers.
            Ze veren op.
            Mijn spullen, ik wil ze terug. Ongekrenkt, onbezoedeld en niet bekeken door politie-ogen. Ik wil de beelden van mijn trip, ongeschonden, van de eerste stap vanuit mijn appartement tot in de spreekkamer hiernaast.
            ‘Als we het erbij laten, krijg ik dan mijn telefoon, videocamera en tas terug?’
            ‘Ja natuurlijk.’
            ‘Dan is het goed zo. Ik laat het erbij.’
            Peter kijkt mij met een schuine glimlach aan. ‘Heel verstandig, Lisa.’ Hij denkt even na en lijkt zich nu pas te realiseren dat Lisa niet mijn echte naam zal zijn.
            Opgelucht kijkt Klaas naar Peter.

Niet veel later sta ik op de gang bij de balie en ruik ik de vrijheid van Amsterdam achter de voordeur. Ik voel mij opgelucht dat ik hier weg kan, verlang naar de zon op mijn huid. Ineens kan ik weer vooruitdenken, het gedane vergeten.
            Een agent in de hal komt naar mij toe met de plastic zak en geeft mij mijn telefoon, tas en videocamera terug. Onmiddellijk zet ik de camera, die nog op stand-by staat, aan en druk op Play.
            Het staat er allemaal op. Had ik het toch goed!
            Nog voordat de agent mij verkrachtte, had ik met de afstandsbediening-app op mijn telefoon de videocamera weer aangezet. De groothoeklens heeft alles gefilmd.
            ‘Kijk eens.’
            De agent bekijkt het beeld, ziet zijn collega, kijkt mij aan en lijkt, ondanks dat mijn haar anders is, gelijkenis te zien tussen de vrouw op camera en de man in de jurk op hoge hakken die voor hem staat.
            ‘Jezus. Dat had ik nooit van Jan verwacht.’
            ‘Nee? Meer mensen niet.’
            Hij kijkt mij verbaasd aan. ‘En wat nu?’
            ‘Nu wil ik bij jou graag aangifte doen van verkrachting.’

 

Wil je de nieuwsbrief ontvangen? Vul dan onderstaande formulier in en ontvang de eerste twee hoofdstukken van 'Portland' straks gratis!